maandag 13 oktober 2014


Wat :


Borstkanker is een kwaadaardig gezwel in de borst. Als het gezwel niet wordt verwijderd of bestraald, zullen de kankercellen steeds verder doordringen in het gezonde borstweefsel. De kans bestaat ook dat kankercellen zich verspreiden, onder andere via het lymfestelsel. Dat lymfestelsel speelt een belangrijke rol bij de productie van afweerstoffen tegen ziekteverwekkers. Het bestaat uit lymfevaten en lymfeklieren of lymfeknopen. De meeste lymfevaten in de borst leiden naar lymfeklieren in de oksel. Als borstkankercellen de lymfeklieren onder de arm bereiken, kunnen ze verder groeien en zich van daaruit verder uitzaaien. Ook via het bloed kunnen kankercellen zich verspreiden.




Onderzoeken :


Als een vrouw iets abnormaals voelt of ziet aan haar borst, als de arts een knobbeltje ontdekt of als er bij het bevolkingsonderzoek naar borstkanker afwijkingen worden vastgesteld, zal verder onderzoek wellicht nodig zijn. De arts kan dan een diagnostische mammografie laten uitvoeren (röntgenfoto van de borst), al dan niet gecombineerd met een echografie (onderzoek met geluidsgolven).
Als er op de mammografie een afwijking wordt vastgesteld, kan er een punctie volgen (opzuigen van cellen met een lange, dunne naald) en/of een naaldbiopsie. Bij een naaldbiopsie wordt na plaatselijke verdoving met een dikkere naald een stukje weefsel uit het te onderzoeken gebied genomen en nadien onderzocht in het laboratorium. Aan de hand daarvan kan worden vastgesteld of het gevonden letsel goed- of kwaadaardig is.
Als de diagnose borstkanker valt, kunnen nog andere onderzoeken volgen om te zien of er mogelijk uitzaaiingen zijn elders in het lichaam:


  • een echografie van de oksel: als er afwijkingen worden vastgesteld, worden met een fijne naald cellen uit de klier afgenomen voor onderzoek onder de microscoop
  • een CT-scan of computertomografie: zeer gedetailleerde röntgenfoto's van het lichaam
  • een MR-scan of MRI (magnetic resonance imaging): een scan waarbij een magnetisch veld wordt opgewekt waarmee beelden van het inwendige van het lichaam gemaakt worden
  • een botscan of isotopenscan: onderzoek na inspuiting met een licht radioactieve stof om te zien of er uitzaaiingen in het bot zijn
  • een echografie van de lever
  • een radiografie van borstkas en de wervelkolom

Stadia

Aan de hand van de hierboven beschreven onderzoeken kan de arts het stadium van de ziekte vaststellen: dat is de mate waarin de ziekte zich in het lichaam heeft uitgebreid.
Voor borstkanker onderscheiden we vier stadia. Ze worden aangeduid met Romeinse cijfers van I (beginstadium) tot en met IV (vergevorderd stadium).







Behandeling :


De behandeling van borstkanker wordt besproken en gepland in een multidisciplinair overleg waarbij artsen van verschillende specialismen betrokken zijn. Voor de behandelingskeuze houden de artsen rekening met de grootte van de tumor, de eventuele doorgroei van de tumor in het omringende weefsel, de eventuele aanwezigheid van uitzaaiingen in de lymfeklieren en/of organen elders in het lichaam, met de biologische kenmerken van de tumor en de algemene conditie en leeftijd van de patiënt.
De meest voorkomende behandelingen van borstkanker zijn een operatie (chirurgie), bestraling (radiotherapie), een behandeling met medicijnen (chemotherapie), hormoontherapie of doelgerichte therapie. Het behandelend artsenteam zal meestal een combinatie van deze verschillende methoden adviseren, afhankelijk van de aard en locatie van de tumor, de uitgebreidheid, de algemene conditie en de leeftijd van de patiënt.  Soms zijn er meerdere behandelingsopties mogelijk. Aarzel in dat geval niet uitvoerig vragen te stellen over de voor- en nadelen van de verschillende keuzemogelijkheden.



Chirurgie
Patiënten met borstkanker worden meestal geopereerd. De bedoeling is zo veel mogelijk aangetast weefsel weg te nemen. Hoeveel er wordt weggesneden, is afhankelijk van de locatie, de afmeting en het type tumor. Vaak kan een borstsparende operatie uitgevoerd worden (ook brede excisie genoemd), waarbij enkel de tumor en een marge gezond weefsel worden verwijderd. Soms moet de borst helemaal worden weggenomen (een amputatie of mastectomie), al dan niet samen met de lymfeklieren in de oksel. Een mogelijke aantasting van een of meer lymfeklieren is een belangrijke factor bij het bepalen van de rest van de behandeling.
Bij bepaalde patiënten met kleine tumoren zonder verdachte okselklieren kan een sentinelprocedure van de oksel toegepast worden (ook schildwachtklierprocedure genoemd). De sentinelklier of schildwachtklier is de eerste lymfeklier waarnaar tumorcellen rechtstreeks kunnen draineren. Deze klier kan opgespoord worden door voor de operatie een kleine hoeveelheid radioactieve stof en een blauwe kleurstof in te spuiten. Deze stof wordt opgenomen door de schildwachtklier die tijdens de operatie kan worden opgespoord en onmiddellijk kan worden onderzocht. Indien uit microscopisch onderzoek blijkt dat deze klier tumorvrij is, moet er geen bijkomende okselklieruitruiming gebeuren. Indien het microscopisch onderzoek aantoont dat er toch tumorcellen in de klier aanwezig zijn, zal een okselklieruitruiming gebeuren.
Wanneer uit het klinisch onderzoek, de echografie van de oksel en/of het microscopisch onderzoek van de cellen uit de naaldbiopsie aantasting van de okselklieren is vastgesteld, wordt geen sentinelprocedure uitgevoerd maar vindt tijdens de operatie tegelijkertijd ook een okseluitruiming plaats.
Na een borstamputatie kiezen sommige patiënten voor een
borstprothese of een borstreconstructie

Bijwerking

Een mogelijke bijwerking van het verwijderen van de okselklieren en vooral in combinatie met bestraling van de oksel is een gezwollen arm, ook lymfoedeem genoemd. 5 tot 10% van de vrouwen die een okseluitruiming gehad hebben, krijgen vroeg of laat last van een dikke arm. Als de arm zwelt, strak of zwaar aanvoelt of pijnlijk is na de okseluitruiming, meldt u dit het best meteen aan uw arts. Sommige patiënten krijgen pas jaren na de behandeling last van hun arm. Een regelmatige controle en gespecialiseerde kinesitherapie kunnen problemen voorkomen. U vindt hier meer informatie over lymfoedeem.

Chemotherapie

Chemotherapie na een operatie is bedoeld om preventief het risico te verkleinen dat de kanker terugkomt (deze toepassing heet adjuvante chemotherapie). Chemotherapie wordt soms ook vóór een operatie gebruikt om het gezwel te verkleinen (ook neoadjuvante therapie genoemd). Het kan ook worden gebruikt bij vrouwen met een uitgezaaide tumor.
De naam ‘chemotherapie’ verwijst naar de kuur met geneesmiddelen die kankercellen vernietigen of de groei ervan remmen. Deze celremmende medicijnen (cytostatica) worden meestal met een injectie of een infuus in de bloedbaan gebracht, zodat ze zich in het hele lichaam verspreiden en uitzaaiingen op afstand kunnen bereiken. Niet alle kankercellen zijn even gevoelig voor dezelfde medicijnen. Daarom wordt vaak een combinatie (een ‘cocktail’) van cytostatica voorgeschreven.
Voor de toediening van chemotherapie wordt soms onder plaatselijke verdoving een poortkatheter ingeplant (voluit een subcutane veneuze poortkatheter, beter bekend onder de merknaam Port-a-cath). Een poortkatheter maakt het mogelijk om op een eenvoudige manier regelmatig gedurende langere tijd cytostatica en andere medicijnen en vloeistoffen toe te dienen. Het systeem is voor de patiënt comfortabeler omdat er niet telkens opnieuw in de aders geprikt hoeft te worden en omdat het minder problemen geeft met de aders in de arm.















Na de behandeling :


Kans op genezing
De kans op genezing hangt bij borstkanker van veel dingen af: van de uitgebreidheid van de ziekte bij diagnose, van de leeftijd van de patiënt, de grootte van de tumor, of er al dan niet uitzaaiingen zijn, van het effect van de behandeling enz. Uw behandelend arts kan meer uitleg geven over al deze factoren.
Bij kanker wordt vaak gesproken in termen van vijfjaarsoverleving, dit is het gemiddelde percentage patiënten dat vijf jaar na de diagnose nog leeft. Bij borstkanker liggen de cijfers vrij hoog: bij de meeste mensen die erdoor getroffen worden, heeft de behandeling dus een genezend effect gehad.
Algemeen geldt dat hoe kleiner de tumor is en hoe vroeger hij ontdekt wordt, hoe beter de geneeskansen zijn. Hou er rekening mee dat elke situatie uniek is en dat overlevingscijfers alleen een statistisch beeld geven van een groep patiënten met een bepaald tumortype en een bepaald stadium van de ziekte. Niemand kan voorspellen wat er in uw geval precies zal gebeuren. Praat erover met uw arts: hij of zij kent uw situatie het best.



Nazorg
Leven met een ernstige ziekte als kanker is een hele beproeving. Behalve de fysieke ongemakken die de medische behandeling met zich meebrengt, worden de meeste kankerpatiënten geconfronteerd met allerlei zorgen, angsten en onzekerheden.
Als de therapie met succes is afgerond, vragen patiënten zich af wat er nog meer gedaan kan worden. Als het met de therapie niet gelukt is de kanker uit te schakelen, is het de vraag hoe de symptomen zo goed mogelijk bestreden kunnen worden en wie daarbij kan helpen. Hulp bij de praktische én bij de emotionele aspecten van de ziekte zijn vaak welkom.
Nazorg is in beide situaties erg belangrijk. Het begrip ‘nazorg’ houdt dan ook veel in: medische begeleiding, oncorevalidatie (onder begeleiding bewegen en sporten om de fysieke conditie weer op te bouwen), psychische en sociale opvang en zo nodig palliatieve zorg.
Deel van de nazorg is ook een geregelde medische controle, vooral met de bedoeling een lokaal recidief (lokale terugkeer van kanker) in het litteken of in de borst of een nieuwe tumor in de behandelde en overblijvende andere borst zo snel mogelijk op te sporen en te behandelen